Al duizenden jaren maakt het paard deel uit van het dagelijks leven van de mens. Lange tijd kwam het enkel in het wild voor, maar na verloop van tijd werd het gedomesticeerd en voor een lange periode erg belangrijk voor de mens. Als je met paarden kon omgaan, was je namelijk zo goed als zeker van de overwinning in de strijd. Het paard is al sinds de oudheid een "vervoermiddel" en een oorlogswapen. Vanaf de middeleeuwen evolueerde de relatie tussen mens en dier. Zo begon men vanaf de 13e eeuw met het fokken van paarden, met als doel het beste paard te verkrijgen. Het belang van het paard wordt ook weerspiegeld in de grote zorg die het kreeg en vandaag nog steeds krijgt. Door de eeuwen heen hebben paarden een zeer speciale plaats in het leven van de mens ingenomen.
We nodigen u uit om enkele momenten uit de geschiedenis van onze streek te ontdekken, aangevuld met wat uitleg over de evolutie van het paard in onze samenleving. We hopen dat u net zoveel plezier zult beleven als wij en dat u op een leuke manier meer te weten komt over de landschappen die u doorkruist.
Heilige Begga, stichteres van Andenne
Begga was de dochter van Pepijn van Landen en de heilig verklaarde katholieke kloosterlinge Ida van Nijvel. Ze was ook de moeder van Pepijn van Herstal, zelf de vader van Karel Martel. Begga maakte dus deel uit van het grote geslacht van Karel de Grote.
Ansegisel, haar man, hield van jagen met jachthonden. Op een dag vond hij, niet ver van hun woning in Chèvremont, een achtergelaten kind dat bijna gestorven was onder de hoeven van een paard. Hij besloot het kind mee naar huis te nemen en het op te voeden als zijn eigen zoon. Eens deze geadopteerde zoon – die de naam Gonduin had gekregen – volwassen was, spande hij samen tegen zijn vader en liet hij hem vermoorden. Begga moest vluchten en trok zich terug in een van de familielandgoederen in Haspengouw.
Kort na de dood van haar man, die haar tot in het diepste van haar ziel trof, besloot ze een pelgrimstocht naar Rome te maken.
Bij haar terugkeer had ze de bedoeling om een klooster voor nonnen te stichten. Ze probeerde het drie keer te laten bouwen, maar tevergeefs. Tot op een dag, toen ze een teken kreeg van God die haar de ideale locatie aanwees. Begga had een woonplaats in Seilles. Haar land strekte zich uit langs de rechteroever, waar ze een kudde varkens hield. Op een dag merkte de man die voor zijn dieren moest zorgen dat een drachtige zeug verdwenen was. Tijdens zijn zoektocht naar de zeug hoorde hij een stem zeggen: "Hier kan de gelofte van Begga worden vervuld door een klooster te bouwen". De man wilde niet voor gek worden versleten en zei niets. Hij hoorde de stem echter drie dagen na elkaar en vond de zeug en haar zeven biggen op de derde dag. Hij haastte zich met spoed naar Begga om haar het verschijnsel te vertellen. Een tweede wonder vond plaats op dezelfde plek. Dit keer betrof het de verschijning van een hen en haar zeven kuikens aan zijn eigen zoon. Begga besloot om haar klooster op die plek te bouwen, samen met zeven kerken als verwijzing naar de zeven basilieken in Rome. En zo werd Andenne aan het einde van de 7e eeuw gesticht. Zoals u ziet, waren wonderlijke verhalen en historische traditie in deze tijd vaak nauw met elkaar verbonden.
Het paard in de vroege middeleeuwen (5e – 10e eeuw):
Paarden werden in deze periode niet ingedeeld naar ras, maar naar functie, natuurlijke aanleg en africhting:
Het krijgspaard (destriër) was het bekendst, maar kwam het minst vaak voor omdat het zo duur was. Krijgspaarden waren bijzonder sterk en werden getraind voor oorlog, steekspelen en toernooien.
Renpaarden werden gekozen vanwege hun snelheid, lichtheid en kracht. Ze waren uitermate geschikt voor wedstrijden en oorlogen.
Het paradepaard (palefroi) was een prestigieus maar ook erg duur paard, gebruikt voor vrijetijdsbesteding en paraderijden. Het was erg populair bij de adel en werd vaak gebruikt voor de jacht aan het hof en ceremonies.
De hakkenei, een rustige merrie met een comfortabele gang voor dames, werd door edelvrouwen gekozen vanwege haar gemak. Het was een licht en elegant paard, maar snel genoeg om te draven.
De roncin, of roussin, was een paard van lagere kwaliteit dat werd gebruikt voor gewoon werk en voor het trainen van ridders. Het was moedig en een harde werker en werd voor alle taken gebruikt.
Het pakpaard (sommier) was een sterk paard dat lange afstanden kon lopen terwijl het zware lasten droeg. Het werd gebruikt om wapens, harnassen en tenten van ridders te dragen.