U staat nu tegenover de anticlinale van Durbuy of Falize-rots (Al Rotche al Falèye). De anticlinaledraagt ook de naam anticline van Omalius, als verwijzing naar de beroemde Belgische geoloog Jean-Baptiste-Julien d’Omalius d’Halloy (1783-1875), een voorloper van de geologie in België en Noord-Frankrijk. Hij beschreef in 1807 voor het eerst de rots in een wetenschappelijk tijdschrift. Deze anticlinale is een uniek geologisch verschijnsel, door zijn locatie en zijn omvang en omdat hij zo goed te zien is. Het is dus tijd voor een lesje geologie. De Omalius-rots is, vanuit geologisch standpunt, een zogeheten anticline. Een anticline is een plooi in een gesteentelaag, in de vorm van een A. De plooi in V-vorm is een syncline. Hij wordt gevormd uit goed gelaagde Frasnien kalkstenen. Als we teruggaan in de tijd, naar het Frasnien tussen 385 en 375 miljoen jaar geleden, ligt het Geopark onder de zuidelijke keerkring, in een warme zee. Op de bodem van deze zee wisselen afzettingen van carboonhoudend slib en lagen van opbouwende organismen elkaar af (koraal, sponzen, enz.), die horizontale banken vormen. Om te evolueren naar het geplooide uitzicht dat we vandaag zien, moesten banken vervormd worden. Deze vervorming doet zich voor wanneer de aardkorst samengedrukt wordt. In België gebeurde dit toen omstreeks 320 miljoen jaar geleden een bergketen ontstond, het VaristischGebergte. Als de vervorming te sterk is, breken de banken. Vervolgens werd dit gebergte uitgehold tot een vlak en monotoon reliëf: een schiervlakte. Daarna storten de rivieren zich in deze rotssokkel om de landschappen te vormen die wij vandaag zien.