In de tijd van de twee dichters kwamen nog geen hordes toeristen naar Bouillon. In zijn 'Croquis de Belgique' schrijft Paul Verlaine: 'Bouillon ligt vreselijk vol met stenen. Het lijken wel strandkeien, hoewel we hier mijlenver van de zee zijn. Kleine huisjes van ongelijke leistenen, met ook nog eens leiendaken.' Alles lijkt grijs, triest. Enkele kilometers verder moet het Franse leger de aftocht blazen tijdens de slag van Sedan. Verdoolde soldaten, nog slechts spoken van het keizerlijk leger, dwalen langs de kades die onder het vuil van de looierijen liggen en gedomineerd worden door de lugubere ruïnes van het versterkt kasteel. In het 'Hôtel de la Poste' raakt Verlaine aan de praat met de hotelhouder die hem vertelt over de komst van Napoleon III, vóór zijn gevangenneming. 'De Keizer was lijkbleek. Hij zat aan het hoofd van de tafel, versneed en serveerde als heer des huizes en volkomen koelbloedig. In alle stilte. Daarna ging hij dadelijk slapen'.
Maar omdat ze niet de beurs van een keizer hebben, overnachten Rimbaud en Verlaine in het 'Hôtel des Ardennes'.