Ibeaken 3cha0015
Vrije vertaling uit de militaire archieven in Evere: «Alle bunkers worden ontworpen voor een machinegeweer met 4 bedienaars (artilleristen), onderofficier inbegrepen. Ze worden zodanig gebouwd dat ze maximale bescherming bieden tegen een geïsoleerde inslag van een 77mm-kanon. Ze bevatten geen ventilatiesysteem, geen observatieklok, geen zoeklicht, en hebben beperkte afmetingen, wat hun kwetsbaarheid en zichtbaarheid vermindert. Ideaal zou zijn ze te kunnen verbergen achter beschuttingen of in gebouwen. Als dit onmogelijk is, worden ze gecamoufleerd. Het na te streven doel is ze voldoende onzichtbaar te maken opdat de vijand ze niet kan onderwerpen aan gerichte beschieting.»
De ingang, in de zijde die het minst blootgesteld was aan het geschut van de vijand, varieerde volgens het terrein en werd afgesloten met een poort in gegalvaniseerd staal. Deze had opzij een luikje van 10 cm om de omgeving van de ingang te kunnen observeren en verdedigen. Het schietgat langs waar de mitrailleur kon vuren, kon worden gesloten met een lateraal draaiend metalen buitenluik dat van de binnenzijde kon worden vergrendeld. Sluiten langs buiten was eveneens mogelijk, met een hangslot.
Aan de binnenkant van de gevechts- of schietruimte was een Chardome-affuit verankerd (genoemd naar zijn ontwerper, een officier bij de Ardense Jagers. Het bestond uit een cirkelvormige steunbalk, bevestigd op twee in de bodemfundering verankerde profielen. Hierop lag een steunplaat die pivoteerde rond een as met schroefdraad die op haar beurt verankerd was in het midden van het schietgat. Op de steunplaat bevestigden de soldaten de Maxim 08/15-mitrailleur, gemonteerd op zijn veldaffuit dat wegens zijn vorm ook wel slee-affuit werd genoemd. Dit machinegeweer, toegewezen aan het Belgische leger, kwam uit een wapenvoorraad die in 1918, na de Duitse overgave, in beslag was genomen.