Vóór de revolutie waren de koning of de plaatselijke heren, in dit geval de baron van Marensin, de enigen die aanspraak konden maken op de wrakken die op de kust aanspoelden. Maar de inwoners "costumeerden" (of costilleerden) op zodanige wijze dat zij eerst van de overblijfselen van de wrakken konden profiteren, vóór de komst van de vertegenwoordigers van het gezag. De inwoners van Saint-Gironnais hadden de reputatie van "ijverige" klederdracht. Een anekdote uit de 15e eeuw meldt zelfs dat de parochianen van Saint Girons zich bij de bisschop van Dax beklaagden omdat hun pastoor weigerde processies te organiseren om scheepswrakken te bemachtigen...