Belleville

Het dorp, bewaterd door de Mignon, werd voor het eerst vermeld in 1183. Aanvankelijk in handen van Eleonora van Aquitanië, werd de heerlijkheid in 1346 het domein van de graaf van Eu en Guines, constabel van Frankrijk. Onthoofd in 1350, werden zijn bezittingen verbeurd verklaard ten gunste van de Kroon en later toegeschreven aan Marguerite de Valois, dochter van Karel VI. Karel VII gaf het vervolgens aan Christin de Chambers, kapitein van zijn Schotse garde. In het midden van de 18e eeuw was de parochie gedeeltelijk bedekt met gemeentelijke bossen. Er werden ooien en een paar ossen gehouden, en er werden wijnstokken verbouwd tot de phylloxera-invasie in 1880. Na het verdwijnen van Prissé-le-Grand erfde Belleville in 1888 het gehucht Ayguis. In 2018 fuseerde het met Prissé-la-Charrière, St-Etienne-la-Cigogne en Boisserolles tot de nieuwe gemeente Plaine d'Argenson en werd het een gedelege