Luc-sur-Mer was een van de parochies die verplicht was een protestantse begraafplaats aan te leggen. Het werd opgericht halverwege tussen het dorp en de kust. Na de herroeping van het Edict van Nantes kreeg deze plaats waar ketters begraven werden de bijnaam "Kleine Hel". Het werd al "de hel" genoemd, omdat de pestende mensen die tijdens de epidemieën stierven, daar al begraven waren.